Het Beatrixpark biedt een oase van rust tussen Diepenbrockstraat en de ringweg A10 en is rijk aan verwijzingen naar componisten, van Claude Debussy en Alphons Diepenbrock en de componerende jonkvrouw Henriëtte van den Brandeler tot het jazz-duo Johnny & Jones. Verhalen over deze tieneridolen uit de jaren dertig en veertig begeleiden de tocht over de Johnny & Jones-brug van het Beatrixpark naar het huisconcert waar hun liedjes klinken.
Johnny and Jones waren de artiestennamen van twee oer muzikale jongens uit de Rivierenbuurt. Vanaf 1938 maakten ze naam op VARA-radio en het Decca platenlabel. Max Kannewasser en Nol van Wesel maakten furore met swingende liedjes op eigen tekst, gezongen met een semi-Amerikaans accent. Ze waren werkzaam bij de Bijenkorf. Hun eerste plaat, Mijnheer Dinges Weet niet wat Swing Is, november 1938 opgenomen, werd een grote hit.
Februari 1941 woonden ze nog aan de Lekstraat en Volkerakstraat en konden ze nog optreden, zoals blijkt hierboven. Het Beatrix Theater viel september dat jaar ten prooi aan de geraffineerde tactiek van de bezetter: 'uitsluitend voor Joodsch publiek'.
Het Beatrix Theater in 1927, toen nog naar actrice Rika Hopper genoemd.
Najaar 1943 werden de getalenteerde artiesten met hun vrouwen Suzanne Koster en Gerda Lindenstaedt naar doorgangskamp Westerbork gedeporteerd, waar ze bruikbare onderdelen uit neergestorte vliegtuigen moesten halen.
Tekening door Leo Kok van Max en Nol in hun dwangarbeid.
Terwijl Suzanne en Gerda nog in Westerbork gevangen zaten, werden de jongens tijdelijk tewerkgesteld voor het uit elkaar pulken van een vliegtuig in Weesp. Snel wist het duo nog een studio te benutten in Amsterdam waar ze hun Westerbork Serenade opnamen. Beiden zijn ze voorjaar 1945 vlak voor de bevrijding bezweken in concentratiekamp Bergen Belsen. Alleen Suzanne zou de holocaust overleven en de bevrijding nog meemaken.