Wat hebben de Jacob Obrechtstraat en de arpa de dos órdenes met elkaar te maken? Op het eerste gezicht misschien niet zo veel...
In 1555 beschrijft de Spaanse priester Juan Bermudo dat de grote onvolkomenheid van de harp, namelijk het feit dat je er niet zomaar halve tonen (‘zwarte toetsen’) op kunt spelen, overwonnen is door de toevoeging van extra snaren, in dit geval: een tweede rij, die de eerste rij doorkruist. Deze kruissnarige harp wordt een succes; Luis Venegas de Henestrosa en Hernando de Cabezon publiceren in respectievelijk 1557 en 1570 een enorme schat aan composities para tecla, arpa y vihuela, ‘voor toetsen, harp en vihuela’, omdat alle orgelmuziek uit die tijd ook op deze harp speelbaar is. Hiermee begint de arpa de dos órdenes aan een bloeitijd die twee eeuwen zal duren, en omdat ze met haar grote klankkast ook tijdens de mis de rol van het orgel kan vervullen, wordt ze meegenomen naar overzeese koloniën, waar zij tot op de dag van vandaag - weliswaar weer zonder de tweede rij snaren - voortleeft in de volksmuziek van vele Latijns-Amerikaanse landen.
Zie hier de elkaar kruisende snaren van de de arpa de dos órdenes:
Het orgelrepertoire uit de Spaanse Renaissance bestaat voor een groot gedeelte uit intavolaties van vocale polyfonie van componisten uit een andere Spaanse kolonie: de Lage Landen. Zo vinden wij onder anderen Joannes Okeghem en Jacob Obrecht terug in Gonzalo de Baena’s orgelboek pera aprender a tanger, ‘om te leren spelen’. Immers, van wie leer je beter musiceren dan van de allerbesten?
Niet alleen werd de muziek van de allerbesten geïntavoleerd (=door middel van een notatiesysteem in cijfers, letters, of een combinatie daarvan lees- en speelbaar gemaakt voor één enkele bespeler van een meerstemmig instrument), ze werd ook bewerkt en hergebruikt in nieuwe composities. Zo gebruikte een zekere Ippolito uit Napels (nog een Spaanse kolonie!) motieven uit Orlandus Lassus’ meest beroemde chanson Susane ung jour om er een nieuwe instrumentale canzona van te maken en John Bull, een Engels orgelvirtuoos in Antwerpen, was zó geïnspireerd door Palestrina’s madrigaal Vestiva i colli dat hij er niet alleen twee fantasieën, maar ook een pavane en een gagliarde over schreef.
Geheel in deze traditie gebruikt ook Constance Allanic oude melodieën zoals die uit Valerius’ Gedenck-clanck om nieuwe ‘oude muziek’ over te schrijven en zo zal er naast het oude sterrenstof ook een compositie uit 2024 klinken.
Als een kat die maar in de deuropening blijft zitten, begeeft Constance Allanic zich het liefst in grensgebieden: tussen Renaissance en Barok, tussen improvisatie en geschreven noten, en tussen geleerde historische uitvoeringspraktijk en orale tradities. Wanneer zij niet op een van haar instrumenten (harpen uit de 14e tot en met 18e eeuw, viola da gamba’s, historische gitaren en cimbalom) speelt of lesgeeft, danst zij of maakt zij in haar moestuin jacht op gastropoden, zevenblad en andere ongenode gasten.
Verbinding tussen oud en nieuw
Michela Amici en Irene Sorozábal onderzoeken in het tweede huisconcert de verbinding tussen oude en hedendaagse muziek. Ter introductie dient het Italiaanse lied Amarilli mia bella van Caccini. Het werd in 1644 te Amsterdam gedrukt in een bijzondere bewerking, gemaakt door de veelzijdige musicus Jakob van Eyck. Van Eyck hielp ook de Gebroeders Hemony, bekend van de Hemonystraat en Hemonylaan in De Pijp, bij het stemmen van de door hen gegoten bronzen klokken. Dream Land heeft een basis van oude rustige modale toonsoorten, terwijl losse chromatische noten het stuk een diepere dramatische lading geven. Het werd door de Amsterdamse componiste Aspasia Nasopoulou gebaseerd op een gedicht waarin Christina Rossetti mijmert over de roerloosheid van het nu, tegenover het bewogen verleden. Ook de prachtige muziek van de Amsterdamse componiste Kate Moore verwijst naar vroege barok uit Italië en is voor de barokharp geschreven (zie voor meer muziek van Kate Moore ook het programma van donderdagmiddag hier). Twee liederen, gecomponeerd door Rob Jones en Eva Beunk op tekst van Amsterdamse dichter en kunstenaar Salomé Roodenburg (zie hier), besluiten dit tweede huisconcert van deze tinkelende Tokkelwandeling.